In een tweede reactie op de lange recensie van VPRO Noorderlicht liet ik zien dat Veerman wel degelijk veel kritiek op het IPCC erkent. Ik had drie kleuren in het stuk van Noorderlicht aangebracht, groen voor stukken waarin hij positief is over het boek en/of de auteurs; rood voor kritiek en blauw voor passages waarin Veerman het boek verkeerd interpreteert, of kritiek heeft op zaken die er niet in staan maar die er in zijn ogen wel in hadden moeten staan. Vandaag is rood aan de beurt. Welke kritiek heeft Veerman op het boek?Ik laat steeds eerst de rode passages zien uit zijn stuk en geef daarna commentaar. Vandaag alleen de passages uit het hoofdartikel en H1, want dat levert al meer dan voldoende stof voor discussie op.
[Hoofdartikel]
Helaas wordt al vroeg in het eerste hoofdstuk duidelijk dat hij daar [koele blik] niet in is geslaagd. Zonder steekhoudende argumenten verwijt hij wetenschappelijke tijdschriften censuur toe te passen, negeert hij de rol van ‘klimaatontkenners’ bij het beïnvloeden van de publieke opinie en probeert hij met een bizarre redenering de schuld van falend klimaatbeleid in de schoenen te schuiven van het Wereld Natuurfonds en Greenpeace. In dit artikel ga ik daar uitgebreider op in.Bovendien heeft hij nauwelijks aandacht voor de andere kant van de discussie. Hij doet alsof het IPCC een extreem scenario schetst, terwijl sceptici redelijker alternatieven presenteren (waarover meer in dit artikel over hoofdstuk 5). In werkelijkheid neemt het IPCC een nogal conservatieve middenpositie in. Er zijn ook heel plausibele scenario’s waarin de opwarming van de aarde zichzelf gaat versterken, bijvoorbeeld doordat oceanen minder broeikasgassen gaan opslaan of dit zelfs gaan uitstoten en doordat rottend veen als CO2 de lucht in gaat.
Geen rationele afweging met een koele blik, wel een vlot geschreven betoog. Al is het soms wel storend dat Crok pagina’s lang steeds dezelfde klimaatsceptici napraat, alsof die de waarheid in pacht hebben.
[H1]
Doen alsof Science en Nature geen ruimte bieden om daar met wetenschappelijke argumenten over te debatteren, is misleidend.In zijn boek bezondigt Crok zich vaker aan onbewezen verdachtmakingen. Over het rapport van werkgroep 2 van klimaatpanel IPCC, nadat hij er vijf fouten uit heeft benoemd (p. 31): ‘Veel van de fouten zijn niet zo moeilijk te ontdekken als je er eenmaal naar gaat zoeken. Er staan vermoedelijk nog tientallen, zo niet honderden van dit soort ‘overdrijvingen’ in werkgroep 2 van het rapport.’ Het zou in ieder geval netjes zijn geweest als hij er dan wat meer had genoemd dan die vijf waarover al heel veel is geschreven.
Kortom: ’tientallen, zo niet honderden overdrijvingen’, dat is een schromelijke overdrijving.
Deze redenering is bijzonder. Laten we beginnen met de constatering dat Crok er geen onderbouwing bij geeft. En dan: zou er echt geen verband zijn tussen de activiteiten van twijfel zaaiende lobbyisten en de politieke haalbaarheid van maatregelen? Zelf denken de lobbyisten er anders over, anders zouden ze niet zo veel moeite doen om het publiek en de politici ervan te overtuigen dat klimaatmaatregelen onnodig en schadelijk zijn. Nog steeds komen veel mensen met al lang ontkrachte argumenten als ze moeten toelichten waarom ze niet geloven dat de mensheid de aarde opwarmt. Zou het toeval zijn dat dit dezelfde argumenten zijn die de lobbyisten steeds herhalen?
Kortom: het falen van klimaatbeleid is in de ogen van Marcel Crok mede te wijten aan Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds! Dat politici ook onder grote druk worden gezet door lobbyisten van de olie- en kolenindustrie, die bovendien miljoenen aan de (Amerikaanse) campagnekassen bijdragen, vindt hij blijkbaar niet belangrijk genoeg om te vermelden.
Hoe neutraal zijn Nature en Science?
Het ligt voor de hand dat Veerman in het hoofdartikel zijn belangrijkste kritiekpunten opsomt. Hij verwijt me net als Karel Knip in NRC dat ik de ‘koele blik’ niet waarmaak. Veerman put daarbij vooral uit H1 waarin ik Nature en Science verwijt (op pag. 17) dat ze geregeld de term deniers in hun editorials gebruiken en dat ze zelden sceptische artikelen publiceren. Veerman heeft gelijk dat ik er geen onderbouwing bij geef. Dat is natuurlijk ook lastig. Het is onmogelijk om te achterhalen hoe vaak er ‘sceptische’ artikelen naar deze bladen gestuurd worden en wat er mee gebeurt.
Mijn mening in deze is gebaseerd op het zes jaar volgen van het debat en het interviewen van vele sceptici. Feit is dat er wel degelijk sceptische artikelen verschijnen, maar meestal in vakbladen en niet in de prestigieuze bladen Nature en Science. Waarom Science en Nature een voorkeur hebben voor papers in de alarmistische hoek weet ik niet. Het zijn immers ‘sensatiebladen’ en je zou zeggen dat claims die de broeikashypothese onderuit halen ook sensationeel kunnen zijn. Science valt onder de AAAS, een organisatie die een politiek correcte statement over de opwarming van de aarde heeft uitgevaardigd. Dat kan meespelen in het redactionele beleid. Ik heb geen idee. Het lijkt me het onderzoeken waard.
Feit is dat vrijwel alle sceptici die ik gesproken heb hun stukken niet meer naar Science en Nature sturen omdat ze het als een kansloze missie zien. Onlangs schreef Roy Spencer, die met Andy Dessler een interessante discussie voert, nog op zijn blog: ‘I would be happy to submit a response to Science if I thought it had “a snowball’s chance”, but many of us have learned over the years that the editorial process there is quite biased on the subject of anthropogenic global warming.’
Dessler is ervan overtuigd dat de waterdampfeedback positief is. Hij krijgt zijn artikelen ogenschijnlijk moeiteloos gepubliceerd in Science, terwijl Spencer, die er niet van overtuigd is dat een positieve waterdampfeedback met observaties is aangetoond, zich weinig illusies maakt dat Science in zijn werk geïnteresseerd zou zijn.
McIntyre en McKitrick stuurden hun kritiek op de hockeystick naar Nature, het blad dat de grafiek in 1998 publiceerde. Er volgde een slepende procedure, M&M moesten het artikel inkorten tot slechts 500 woorden waarna het artikel werd afgewezen omdat er in zo weinig woorden geen recht gedaan kon worden aan de complexiteit van het onderwerp. Hans von Storch vertelde mij in een interview dat hij vond dat de paper gepubliceerd had moeten worden.
Dus ook al ontbreekt de onderbouwing in H1, ik sta achter mijn analyse dat Nature en Science zoals Spencer zegt nogal ‘bevooroordeeld’ omgaan met papers over klimaat.
Geld corrumpeert?
Een tweede verwijt van Veerman is dat ik niks schrijf over de ‘klimaatontkenners’ en hun financiering. Een relevante passage had ik blauw gemaakt omdat Veerman me verwijt dat ik iets niet in het boek heb gezet: ‘Dat Crok in zijn boek nagenoeg geen aandacht wijdt aan de door grote bedrijven gefinancierde, invloedrijke ‘ontkenningsindustrie’ is wonderlijk. Wie pretendeert ‘een koele blik op een verhit debat’ te bieden, mag hiervoor niet zijn ogen sluiten.’ Veerman zelf komt ook niet met een bron voor deze uitspraak. Uiteraard heb ik me afgevraagd of ik op deze materie in zou gaan en het was een bewuste keuze om het niet te doen. Ik vind het namelijk een non-issue.
Ja, er is en wordt geld ingezet door vooral conservatief Amerika om ’twijfel te zaaien’ zoals Naomi Oreskes zou zeggen. Dit speelde vooral begin jaren negentig en tegenwoordig veel minder. De onderzoekers die ik opvoer in het boek ontvangen – een enkele uitzondering daargelaten – zoals Singer en Soon – geen ‘fout’ geld. In absolute termen is de verhouding tussen ‘goed’ geld dat naar klimaatonderzoek gaat en ‘fout’ geld misschien wel duizend staat tot een. Ik vroeg Willie Soon op de man af waarom hij geld aanneemt van het American Petroleum Institute. Hij vertelde me dat hij al zes jaar geen cent meer krijgt van de NSF en NASA. Al zijn onderzoeksvoorstellen worden afgewezen. Dus accepteert hij particulier geld, overigens ook van de ‘goede’ kant, zoals van George Soros.
Er is een principieel punt waarom ik het een non-issue vind. Als je van mening bent dat geld invloed heeft op de uitkomst, en daarvan lijkt Veerman overtuigd, dan geldt dit voor al het geld, dus ook geld afkomstig van de overheid. In een gepolitiseerd debat als het klimaatdebat heeft ook de overheid een standpunt en belangen. Iedere vorm van financiering is dan even verdacht. Je zou dan zelfs kunnen stellen dat omdat er veel meer klimaatgeld van overheden afkomstig is dan van het bedrijfsleven, de belangen aan die kant groter zijn dan aan de sceptische kant. Stel dat de broeikashypothese gefalsificeerd zou worden (wat vrijwel net zo onmogelijk is als het bewijzen ervan) zouden politici dan nog aandacht hebben voor het ‘klimaatprobleem’? Wat zou er gebeuren met de financiering van klimaatonderzoek? Juist, deze hele tak van onderzoeksfinanciering zou instorten zoals dat eerder bij zure regen ook gebeurde. Er zijn dus wel degelijk grote belangen (duizenden onderzoeksbanen) om het klimaatprobleem in stand te houden en beter nog, om het probleem nog groter te maken zodat er nog meer geld naartoe zal gaan.
Overigens blijkt uit diverse climategate e-mails dat oliebedrijven inmiddels niet (alleen) de ontkenners maar de alarmisten sponsoren, zie onder andere deze analyse van Rypke Zeilmaker. Dat lijkt ook een verstandige tactiek vanuit pr-optiek. het lijkt erop dat een bedrijf als Shell veel geleerd heeft van de Brent Spar-affaire en zich realiseert dat je met de milieubeweging beter kunt samenwerken.
Ik zit al jaren te wachten op een overtuigend stuk waaruit zou blijken dat McIntyre en McKitrick, Lindzen, Spencer en Christy, Pielke sr en jr, tot op het bot corrupt zijn vanwege betalingen door de industrie. Ik vrees dat ik lang en tevergeefs zal moeten wachten, de kans is nihil. Ook de door Veerman genoemde Hans Labohm ontvangt geen cent van de industrie. Hij ontvangt hooguit eens een kleine vergoeding voor de vele stukken die hij schrijft of de lezingen die hij geeft.
Mijn boek is gebaseerd op de kritiek van juist dit soort wetenschappers en ook dat vindt Veerman vervelend want hij schrijft ‘Al is het soms wel storend dat Crok pagina’s lang steeds dezelfde klimaatsceptici napraat, alsof die de waarheid in pacht hebben.’ Had Veerman dan toch liever gehad dat ik uitgebreid zou verwijzen naar de categorie Inhofe en Morano, mensen die nu niet genoemd worden in het boek? Vermoedelijk wel want dat zou hij geschreven hebben dat ik me baseer op ‘mensen met al lang ontkrachte argumenten’. Zo bekeken verwijt Veerman me dat ik hem geen gemakkelijker doelwit heb gegeven voor zijn recensie.
De schuld van Greenpeace?
Veerman schrijft in zijn hoofdartikel: ‘en probeert hij met een bizarre redenering de schuld van falend klimaatbeleid in de schoenen te schuiven van het Wereld Natuurfonds en Greenpeace.’ Ik heb deze passage rood gemaakt maar had ‘m bij nader inzien ook blauw kunnen maken. Het is namelijk een voorbeeld van een stropopredenering. Van een argument een karikatuur maken en dan die karikatuur aanvallen (‘bizarre redenering’). Dit is dan ook nog eens gebaseerd op een zeer korte introductie van een onderwerp dat ik in H8 uitgebreid zal behandelen.
Mijn belangrijkste punt in H8 is dat klimaatbeleid faalt omdat het verkeerd gekozen beleid is. Het beleid is om te komen tot internationale doelstellingen en dat als die er eenmaal zijn het probleem wel opgelost zal worden. Ik denk dat bijna 15 jaar Kyoto bewezen heeft dat deze aanpak niet werkt. Zolang men namelijk geen overeenstemming bereikt over de doelstellingen hoeft er niks gedaan te worden en dat is precies wat er gebeurd is. In H8 stel ik ook dat er gedurende de afgelopen twintig jaar meer dan voldoende steun bij westerse bevolkingen is geweest voor klimaatbeleid (lees: Kyoto). Het falen van het beleid tot nu toe komt dus niet doordat de ontkennersindustrie zo succesvol is geweest.
Ik schrijf dan: ‘Overigens kun je de schuld daarvan [het falen van klimaatbeleid] moeilijk alleen in de schoenen van politici schuiven. Politici zijn immers onder grote druk gezet (‘als we nu niets doen, is het te laat!’) door vooral ngo’s (niet-gouvernementele organisaties waaronder grote milieuorganisaties als Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds) om met grote ambities te komen. Ambities die, zo zal blijken in hoofdstuk 8, op dit moment niet haalbaar zijn.’
Ik geef toe dat deze passage kort door de bocht is. Wat ik bedoel is dat de politiek nu eenmaal zeer gevoelig is voor wat er leeft bij de kiezers. De milieubeweging heeft er in belangrijke mate aan bijgedragen dat het klimaatprobleem als zo urgent wordt ervaren bij veel kiezers en dus kunnen politici ‘scoren’ met ambitieuze reductiedoelstellingen. Dat hebben ze dan ook massaal gedaan en dat heeft de haalbaarheid van internationale afspraken geen goed gedaan. Uit het boek The Climate Fix van Roger Pielke jr., waar ik geregeld naar verwijs in H8, blijkt overduidelijk dat ambities als 20 procent reductie in 2020 en 50 procent in 2050 absoluut niet realistisch zijn op dit moment. Ik vind dat de milieubeweging de hand in eigen boezem moeten steken omdat ze sterk hebben aangedrongen op alsmaar ambitieuzere doelstellingen die in de praktijk niet realistisch zijn. Zowel milieubeweging als politiek (en ook veel onderzoekers) hebben de mythe in stand gehouden dat we alle technologie hebben om het klimaatprobleem op te lossen. Die hebben we echter niet, iets wat Pielke eveneens hard maakt in zijn boek.
In plaats van op die kwestie (waarom heeft Kyoto tot nu toe gefaald?) in te gaan vindt Veerman het blijkbaar belangrijker om een zin van mij uit het introductiehoofdstuk op te blazen en er de draak mee te steken. ‘Haha Crok beweert dat het allemaal de schuld van de milieubeweging is.’ Dat beweer ik niet. Ik denk wel dat de milieubeweging een belangrijke rol heeft gespeeld bij het hypen van het klimaatprobleem en dat politici daar gevoelig voor waren en zijn omdat ze merken dat ook kiezers er gevoelig voor zijn. Dat hypen van het probleem brengt oplossingen echter niet dichterbij omdat de neiging ontstaat om symboolpolitiek te gaan bedrijven: ambitieuze doelstellingen opstellen die in praktijk niet haalbaar zijn.
Conclusie
Veerman verwijt me vooral eenzijdigheid, ik kies partij voor de sceptici en negeer de belangen van de olielobby. Ik heb al geregeld geschreven dat dat voornamelijk het gevolg is van mijn aanpak: is er valide (sceptische) kritiek op de broeikashypothese en wat heeft het IPCC ermee gedaan? Veerman had graag gezien dat ik tegelijkertijd ook het volgende had gedaan: wat voor valide kritiek is er op klimaatsceptische argumenten en in hoeverre zijn die argumenten gevoed door de olielobby? Ik denk niet dat beide aanpakken in één boek te behandelen zijn.
Ik heb gekozen voor de eerste aanpak omdat het IPCC internationaal een monopoliepositie heeft gekregen en het IPCC-rapport daarom enorm veel invloed heeft op het klimaatbeleid. Sceptici zijn ongeorganiseerd en hun rapporten (denk aan de ISPM van McKitrick en het NIPPC-rapport van Singer c.s.) halen nauwelijks de media, laat staan politici. Het is dus veel belangrijker dat het IPCC-rapport boven iedere twijfel verheven is. Dat heb ik naar eer en geweten onderzocht en de conclusies zijn niet mals. Ook Veerman erkent veel van deze kritiek, hoewel dat ondersneeuwt temidden van de vele afleidingsmanoeuvres.
Ik wist dat de ondertitel ‘Een koele blik op een verhit debat’ reacties zou uitlokken. Nu blijkt dat het Veerman vooral op een verkeerd spoor heeft gezet. Hij is zo overtuigd van de kracht van de ontkennersindustrie dat een boek dat hier niet op in gaat de pretentie ‘koele blik’ voor hem niet waarmaakt. Ik pretendeer niet dat mijn boek op alle aspecten van het klimaatdebat in gaat, dat zou zelfs onmogelijk zijn, maar ik pretendeer wel dat ik met relevante wetenschappelijke kritiek op het opwarmingsverhaal geselecteerd heb en heb laten zien dat het IPCC deze kritiek nogal gemakkelijk terzijde schuift waardoor de broeikashypothese aannemelijker lijkt dan ‘ie in werkelijkheid is.
Zo bekeken is de subtitel van Veerman ‘Een ‘koele blik’ door een sterk gekleurde bril’ zo gek nog niet. Mijn bril is gekleurd omdat ik specifiek kritiek op het IPCC onderzoek. Maar Veerman accepteert die aanpak niet en noemt mij vervolgens ‘niet rationeel’ omdat ik kwesties, die bij hem leven, niet aankaart.