Er was grote commotie afgelopen zomer over een artikel van Roy Spencer en Danny Braswell in het tijdschrift Remote Sensing. Hoofdredacteur Wolfgang Wagner stapte op omdat hij bij nader inzien vond dat er ‘fundamentele fouten’ in het artikel stonden. Ik blogte daar destijds over.
De commotie over het aftreden van Wagner leidde af van de inhoudelijke discussie. Het kost ook veel meer tijd om daar iets over te zeggen. Voor NWT (december 2011) schreef ik een artikel over de paper van Spencer/Braswell (SB11) en die van Andrew Dessler waarop SB11 in feite reageert. Ik sprak uitgebreid aan de telefoon met zowel Dessler als Spencer.
Uiteindelijk waren beiden het erover eens dat fluctuaties in de tien jaar aan Ceres-metingen die we nu hebben (die laten zien hoeveel weerkaatste zonnestraling en infrarode straling de aarde verlaat) vooral gedomineerd worden door El Niño’s en La Niña’s.
Spencer denkt echter dat de Ceres-metingen niet gebruikt kunnen worden om de feedback mee te analyseren omdat spontane fluctuaties in het wolkendek deze analyse verstoren. Dessler denkt dat het wel kan en vond via deze methode een positieve wolkenfeedback. Spencer en Braswell laten met een lead/lag-plaatje zien dat het echt klimaat (Ceres) haar warmte na een temperatuurpiek veel efficiënter af staat dan de klimaatmodellen.
Dessler erkent wel dat de modellen het niet goed doen maar zegt dat dit alleen maar betekent dat ze El Niño’s en La Niña’s niet goed simuleren. Het zegt volgens hem dus niet over de waarde van modellen op de langere termijn. Spencer noemt dit ’the dirty little secret of modellers’. Met de beste metingen die we hebben (Ceres) zijn de modellen niet te valideren, aldus Spencer. Er bestaat geen andere mogelijkheid om de modellen op de langere termijn te valideren.
NWT ligt nu in de winkel.
Merk ook op dat warmte afgifte volgens de satelietmetingen al begint voor het bereiken van de piek.
Bij bijna alle modellen vindt afgifte pas plaats na het bereiken van het maximum.