De afgelopen week woedde er een verhitte discussie op twitter over de vraag of extreme neerslag in Nederland steeds extremer aan het worden is. Aanleiding was een recent bericht op de website compendium voor de leefomgeving getiteld Neerslagextremen in Nederland, 1910-2017. Dat bericht begint als volgt:
Extreme neerslag in Nederland is sterk toegenomen in de tijd. Het opvallendst is de toename in het aantal dagen met zware neerslag. Dit aantal is sinds 1951 toegenomen met 68%. Evenzo is het aantal dagen met meer dan 20 mm neerslag in een etmaal toegenomen. Over de periode 1910-2017 is het aantal dagen gestegen met 77%. Ook de maximale neerslag in een etmaal per jaar is toegenomen, van 30 mm in 1910 naar 39 mm in 2017. Grote hoeveelheden neerslag in korte tijd kunnen leiden tot grote economische schade en maatschappelijke ontwrichting. Zware neerslag speelt een belangrijke rol bij weerwaarschuwingen en weeralarm van het KNMI.
De eerste zin is tamelijk alarmerend maar vaag, want wat wordt precies bedoeld? De rest van de alinea is feitelijk en correct. In ons rapport Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen bogen wij ons echter over de vraag of de extremen eigenlijk wel extremer zijn geworden. Dat wil zeggen, zijn de piekwaarden op extreem natte dagen steeds hoger geworden? Wij denken dat daar weinig bewijs voor is.
In de discussie die volgde, met name met Tinus Pulles en Gerrit Hiemstra, uitten zij kritiek op twee figuren uit ons rapport die een indicatie zouden geven van de regenintensiteit. Die kritiek bleek terecht en wij plaatsten een rectificatie op de website van de Groene Rekenkamer.
Maar ook daarna ging de discussie nog verder. Want als onze grafieken over de regenintensiteit niet kloppen hoe zit het dan wel? En wat is de beste indicatie voor de hoogste extremen? Het KNMI gebruikt zelf meer dan 50 mm per etmaal als definitie van zware neerslag. Pieter Groenemeijer plaatste de volgende grafiek op twitter:
Ieder stipje vertegenwoordigt een station dat meer dan 50 mm in een etmaal heeft gemeten. De trendlijn in de grafiek is correct, de -11 in de formule niet. Deze grafiek komt nagenoeg overeen met figuur 4.28 uit ons rapport, afgezien van het feit dat wij de y-as op 0 laten beginnen. De overige (kleine) verschillen worden waarschijnlijk veroorzaakt doordat Groenemeijer minder stations gebruikt en deze t/m 2017 door laat lopen. Onze grafiek ziet er als volgt uit:
Figuur 4.28 uit het rapport Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen.
De trendlijn is nagenoeg dezelfde als die van Groenemeijer en suggereert dus dat sinds 1950 de extremen ongeveer 2,5 mm/etmaal zouden zijn toegenomen.
Natuurlijk is het ook relevant hoe deze analyse eruitziet verder terug in de tijd. Buishand creëerde ook een gehomogeniseerde reeks van ongeveer 100 stations vanaf 1910. Dat plaatje ziet er zo uit:
Deze lijn is nagenoeg vlak. We gebruiken 96 stations en niet de 102 van Buishand omdat niet alle 102 reeksen doorlopen t/m 2016. Dit is een belangrijke figuur om de conclusie te onderbouwen dat extreme waarden van >50 mm/etmaal niet extremer zijn geworden. Wel is duidelijk te zien dat sinds 1990 dagen met extreme neerslag vaker voorkomen dan de decennia ervoor. Overigens telde ook de jaren ’30 relatief veel etmalen met zware neerslag. Dat is niet terug te zien bij het compendium voor de leefomgeving artikel dat maar teruggaat tot 1950.
Tinus Pulles plaatste vervolgens een analyse online waarin hij voor een aantal stations keek naar de hoogste, drie na hoogste en tien na hoogste waardes. Hier ter illustratie De Bilt en Maastricht:
Wij delen zijn mening dat dit een interessante analyse is omdat je veel meer data benut dan in de grafieken hierboven waarbij alleen gekeken wordt naar de stations met meer dan 50 mm/etmaal. Wel zou je deze analyse dan voor elk van de 240 stations sinds 1950 en de 102 stations sinds 1910 moeten herhalen en de resultaten zou je bijvoorbeeld in een histogram kunnen zetten.
Een eerste analyse van de data sinds 1910 levert een paar interessante waarnemingen op. Bijvoorbeeld, we kunnen nog veel meer data meenemen door van iedere dag het station met het hoogste etmaalgemiddelde te selecteren. Dat levert bijna 40.000 datapunten op. Dat ziet er zo uit:
Een lichte daling! Overigens draait dat beeld bij de drie na hoogste etmaalwaarden en tien na hoogste etmaalwaarden om in een lichte stijging. Dat laatste is overigens niet onverwacht. Het is onomstreden dat de totale hoeveelheid neerslag is toegenomen en die stijging zal je dus in veel (lagere) statistieken moeten terugvinden. Dus een toename in >10 mm neerslag? Ja. Een toename in >20 mm neerslag? Ja. Maar veel lastiger is aan te tonen dat de allerhoogste extremen zouden zijn toegenomen.
Nemen we echter de hoogste waarden per jaar dan stijgt de trendlijn met 16,06%.
Deze grafiek wijkt af van de figuur hierboven omdat daar alleen die events waren meegenomen die hoger dan >50 mm/etmaal uitkwamen. Deze grafiek is wel opgenomen in het artikel op de compendium voor de leefomgeving website.
Wat moeten we nu met dit alles?
Tinus Pulles eindigt zijn gastblog met de volgende conclusie: “Het is veel waarschijnlijker dat in de afgelopen 60 jaar de intensiteit van de zwaarste regenbuien in Nederland is toegenomen dan dat dat niet zo zou zijn.”
Die conclusie is wat ons betreft voorbarig. Het aantal waarnemingen van events >50 mm/etmaal sinds 1910 is volledig vlak. Sinds 1951 is er een zeer lichte toename. Het is zeker interessant om zoals Pulles doet meer data mee te nemen in de analyse. Maar dan is het wel aan te bevelen om alle stations sinds 1910 en alle stations sinds 1951 te analyseren.
Als toegift volgen hieronder de jaarlijkse maxima (voor korte duren) in De Bilt zoals geregistreerd door een pluviograaf. Deze reeks loopt van 1906 tot 1990 en is zoals een recent STOWA-rapport opmerkt helaas niet betrouwbaar door te trekken naar 2017. De data zijn gebruikt voor Buishand en Wijngaard (2007) maar onderstaande grafieken zijn voor zover wij weten nooit eerder ergens gepubliceerd. Het gaat om de jaarlijkse maxima voor achtereenvolgens 5, 10, 15, 30, 60 en 120 minuten. Ofwel het gaat precies om de hoosbuien waarover recentelijk (vanwege code oranje/geel) veel te doen was:
Deze metingen in De Bilt tonen overduidelijk niet aan dat extreme hoosbuien in de loop van de 20e eeuw steeds heftiger zijn geworden. Integendeel.
Marcel Crok
Rob de Vos
Marcel, Je noemt de figuur die ook in jullie rectificatie staat: “Dit is een belangrijke figuur om de conclusie te onderbouwen dat extreme waarden van >50 mm/etmaal niet extremer zijn geworden.” Terwijl je toch al herhaaldelijk bent gewezen op de adder die in die figuur onder het gras zit. Een toename van het gemiddelde door hogere pieken wordt daar deels weggefilterd door de totale toename van het aantal gevallen. Door die toename van het aantal zullen er ook meer gevallen bijkomen van net boven de 50, die het gemiddelde weer naar beneden halen. De methode die je hier gebruikt is… Lees verder »
Hans, het probleem lijkt me de vaagheid van een uitspraak als “toename extremen”. De extreemgrafieken van Tinus laten “soms geringe, stijgende trend zien”. Maar dit moet je afzetten tegenover de geringe stijging van dagelijkse neerslagsommen sinds 1950. De vraag is dus hoe redelijk is het om te spreken van een specifieke toename van zware buien als het totaal van buien zelf toeneemt? En niet eens hoosbuien als de bovenstaande grafieken correct zijn. Waar het om ging hier volgens mij waren de “extremen van de extremen”. Door te middelen (wat ALTIJD een adder blijft) kan je de (niet zozeer ter discussie… Lees verder »
Herman, Ik snap niet zo goed wat je duidelijk probeert te maken. Natuurlijk zijn er bij zulke data allerlei mitsen, maren, kanttekenen en nuances te plaatsen. Dat heb ik nergens ontkend. Wel lijkt het me belangrijk om te beseffen dat er altijd twee kanten aan die nuances en onzekerheden zitten. Als er veel onzekerheid zit in de data, door statistische onzekerheid bijvoorbeeld, of door een mogelijke natuurlijke variabiliteit, dan zit er dus ook onzekerheid in de trend die wordt vastgesteld aan de hand van waarnemingen. De werkelijke langetermijntrend kan dan een stuk lager zijn, maar ook een stuk hoger. Onzekerheden… Lees verder »
– “Ieder stipje vertegenwoordigt een station dat meer dan 50 mm in een etmaal heeft gemeten. De trendlijn in de grafiek is correct, de -11 in de formule niet.” Nee: Ieder stipje is het gemiddelde van alle waarnemingen van alle stations voor een bepaald jaar met dagwaarden van neerslag van meer dan 50 mm. Ik krijg ook -11 bij deze data. De onzekerheid in het bepalen van de intercept is iets van ±100 (2 sigma), dus om daar nu een opmerking over te maken slaat nergens op. – “..afgezien van het feit dat wij de y-as op 0 laten beginnen”… Lees verder »
Ik vind het moeilijk om iemand die schrijft “Oprekken van y-assen om het signaal te verbergen. Belachelijk.” verder nog serieus te nemen.
En waarom Frans Groenendijk?
In het GRK rapport staat bijv. letterlijk: “De grafiek ziet er nogal dramatisch uit. Dat komt omdat de makers de y-as niet bij 0 laten beginnen en ook doordat de x-as korter is dan de y-as.”
Dit is m.i. belachelijk. Laat het signaal zien en probeer het niet te verbloemen door de y-as op te rekken door die bijv. bij 0 te laten beginnen zoals in figuur 4.28. En geef de onzekerheid in de RC (slope) zodat de lezer weet wat de invloed van de ruis is.
Is het belangrijk wat de x of de y as doen zolang de data hetzelfde blijft. Alleen een leek kun je op die manier misschien bedonderen maar niet een wetenschapper. De vraag is dus voor wie wordt zo’n grafiek gemaakt wie is de doelgroep en wat wil men er mee bereiken ? Dat heeft dus niets meer met wetenschap te maken. Het wordt nu een politiek verhaal waarin men bewust de doelgroep willen manipuleren.
Als het niet uitmaakt wat de x- of y-as doen, waarom begint de x-as dan niet bij het jaar 0? Of bij het ontstaan van de aarde? Of bij de oerknal? De bedoeling van een grafische weergave van data is: inzicht verschaffen. Dat doe je niet door een hoop extra wit toe te voegen. Dat wit bevat namelijk geen informatie. Door dat te doen wek je dus inderdaad de indruk dat je bewust manipuleert. Dit soort passages heeft in elk geval niks in een wetenschappelijk rapport te zoeken: “De grafiek ziet er tamelijk dramatisch uit. Dat komt onder andere doordat… Lees verder »
Deels mee eens Hans maar toch veel te absoluut over het nutteloze “hoop extra wit”. Dat is een afweging die je bij elke gepubliceerde wetenschappelijke grafiek gemaakt ziet worden. De hoeveelheid wit in gezaghebbende grafieken kan best wel groot zijn, het ligt er maar helemaal aan welk detail het belangrijkst is. En de uitspraak “dramatisch” staat helemaal niet vreemd in een rapportage die openlijk ten doelt stelt kanttekeningen te plaatsen en zelfs de titel al dient als “knipoog naar het veel te zekere taalgebruik van het KNMI”. Overigen was deze kanttekening bij een grafiek in de KNMI-brochure “KNMI’14-klimaatscenario’s voor Nederland”… Lees verder »
Beste Herman. Dat hoop extra wit is inderdaad een afweging die je bij elke grafiek maakt, afhankelijk van welk aspect belangrijk is van je figuur. In het stuk hierboven gaat het over de helling (dy/dx) van de lijn y. Bij de originele grafiek kan je zien hoe steil de lijn daadwerkelijk is, doordat je simpelweg dy en dx afzonderlijk visueel kan zien. Tussen 1960 en 2010 is dx 50 jaar en dy is ongeveer 2 mm. Aldus is dy/dx ongeveer 0.04 (mm/jaar), consistent met de formule die in de figuur staat. In de opgerekte figuur van meneer Crok kan je… Lees verder »
Ha Jan. En inderdaad staat in datzelfde rapport als enige toelichting een opmerking over de ” lineaire trendlijn heel licht stijgend, maar die stijging is statistisch niet significant”. Dit was het doel van de grafiek (en of de grafiek zelf juist is even daargelaten). Het doel van de grafiek is dus blijkbaar gewoon zoals Hans Custers opmerkte: “inzicht verschaffen” en dus hier visueel het gebrek aan significantie van de trendlijn onderstrepen. Door de hele schaal te laten zien wordt de betekenis van 2,5 mm/etmaal duidelijker. En nog maar eens even dit was onderdeel van een kritiek op de KNMI-brochure “KNMI’14-klimaatscenario’s… Lees verder »
Herman,
Door witruimte toe te voegen wordt elke trend minder zichtbaar, of die trend nu significant is of niet. Het oprekken van de y-as zegt dus niets over statistische significantie. Statistische significantie bepaal je met een onzekerheidsanalyse, zoals Jos ook al zei. Het resultaat van die analyse kun je ook weergeven in de grafiek. Dat is hoe de wetenschap zoiets aanpakt.
Beste Herman, Je zegt dat je inzicht verschaft over de significantie van de trend door de y-as op te rekken? Zoals Hans hierboven inderdaad ook terecht opmerkte (en ik ook al): met het oprekken van de Y-as kan je minder goed de spreiding van de metingen zien, en ook de grootte van de trend. Dat zijn de variabelen die bepalen of de trend significant is of niet. De betekenis van 2,5 mm/etmaal heeft niets te maken met de schaal van de y-as, maar met de nominale waardes van de punten zelf (die je juist beter kan aflezen in de originele… Lees verder »
Een paar dikke plensbuien is heel normaal. Dat er nu een paar jaar op rij meer regen valt ook. Zo rolt klimaat. Op de lange termijn is ons klimaat niet anders daardoor. Op de milieu hype is klimaat blijkbaar een maakbaar dingetje dat slechts over een enkele eeuw of minder vaart. Geen klimaat activist heb ik echter nog gehoord over de remmende invloed van windmolens op wind waardoor buien langer op dezelfde plek blijven.
De vraag is of we Nederland begin 1900 kunnen vergelijken met Nederland NU.
Bij de analyse van extreme neerslag is het ook goed om the kijken waar de buien vandaan komen. De recente zware buien ontwikkelden boven Frankrijk en Duitsland en groeden onder zuid- en oostenwind naar Nederland. Komt dit vaker voor dan “vroeger”? Wanneer is “vroeger” wat is net effect van NAO, wat is het effect van afgenomen echte luchtvervuiling.wat is de schade? Is die gecorrigeerd voor toegenomen welvaart? Is er meer hagel? Is er grotere hagel? Simpel alles wijten aan “klimaatverandering” en toegenomen CO2 is kort door de bocht en zeker de belerende toon naar degenen die echt het naadje van… Lees verder »
Interessant stuk, door de oudere waarnemingen mee te nemen ontstaat wel een wat genuanceerder beeld inderdaad. Ben benieuwd hoe dit verder gaat de komende decennia.