Er heerst grote euforie bij prominente Nederlandse klimaatsceptici zoals Hans Labohm over de bijeenkomst met Fred Singer bij het KNMI. En dat is begrijpelijk. Het is vrij uniek dat iemand als Singer bij een officieel aan het IPCC gelieerd klimaatinstituut kan spreken. Nederland steekt op dit punt positief af bij andere landen en zelfs bij een debatland bij uitstek, Amerika (hoewel Singer daar onlangs ook sprak bij een prominent klimaatinstituut).
Maar daags na de roes en de blijdschap over de verbeterde relaties tussen mainstream onderzoekers en sceptici is er ook de kater. Natuurlijk betekent het feit dat Singer spreekt bij het KNMI niet dat men het met hem eens is. Het betekent slechts dat het debat met sceptici serieuzer genomen wordt dan een aantal jaar geleden het geval was. Het is daarom uitstekend dat Klimaatportaal – de website van het PCCC – een weerwoord geeft tegen het verhaal van Singer.
Dat levert een kater op want daar lezen we dit:
Tijdens een colloquium spraken de KNMI-ers en Singer over de belangrijkste stellingen die Singer aandraagt binnen het klimaatdebat. Wereldgemiddelde temperatuurtrends zouden zijn vertekend doordat de temperatuur in steden gemiddeld hoger ligt dan op het platteland. Weerstations zouden stijgende temperatuurtrends meten doordat de omgeving van de stations verstedelijkt.
Singer onderbouwt deze stelling met een voorbeeld uit Californië. Er zijn echter veel grootschalige studies die aangeven dat het stadseffect niet zorgt voor een vertekening van de gemiddelde temperatuur, ook niet op het niveau van de Verenigde Staten. Het is wèl zo dat een deel van de weerstations in de Verenigde Staten niet op de optimale locatie staat.
De door mij vet gemaakte zin is de passage die mij het meest stoorde. Het komt over als: ‘wij de wetenschappers vertellen u even dat het onzin is wat Singer zegt. Er zijn vele studies die Singer weerleggen, gelooft u ons nou maar.’
Om die studies vervolgens niet eens te noemen. In tweede instantie zag ik pas dat er een drietal achtergrondartikelen achter het openingsverhaal over Singer zitten. In een ervan gaat de auteur van het PCCC* dieper in op de kwestie van het stadseffect en worden wel degelijk enkele studies genoemd. Dat zwakte de aanvankelijke kater in ieder geval flink af.
Maar helemaal weg is de kater zeker niet na het lezen van dat achtergrondstuk. Zo staat er:
Uit onderzoek dat is weergegeven in het meest recente IPCC rapport (IPCC, 2007) blijkt dat het stedelijk stadseffect ten hoogste 0,06 graden Celsius (sinds 1900) kan hebben bijgedragen aan de mondiale temperatuurstijging. De gemeten stijging bedraagt 0,8 graden over de afgelopen honderd jaar (land en oceaan samen).
In mijn boek De staat van het klimaat ga ik uitgebreid in op de bronnen waarop IPCC zich baseert. Dat zijn studies van Jones, Parker en Peterson. Meestal komt het ‘bewijs’ dat het Urban Heat Island-effect niet of nauwelijks invloed heeft op de temperatuurmetingen neer op het vergelijken in bepaalde gebieden van rurale en stedelijke stations. Uit die vergelijkingen zou dan rollen dat de trends in rurale en stedelijke gebieden identiek zou zijn waarna de conclusie wordt getrokken dat ook de mondiale dataset er dus wel geen last van zal hebben.
In De staat van het klimaat laat ik stap voor stap zien hoe gammel de studies van Jones, Parker en Peterson zijn. Rond de studie van Jones 1990 is zelfs een hele rel uitgebroken omdat uit onderzoek van McIntyre en Doug Keenan is gebleken dat de gebruikte weerstations van Jones en zijn coauteur Wang niet aan de door Wang en Jones beschreven selectiecriteria voldeden.
Een fragment uit mijn boek (pag. 67/68) waarin ik in ga op de studie van Peterson:
Peterson
De artikelen van Parker als bewijs beschouwen dat het urban heat island-effect geen rol speelt in temperatuurmetingen, lijkt op zijn zachtst gezegd nogal voorbarig. Na Jones (1990) en Parker (2004, 2006) blijft er nog één studie over waar het IPCC in deze kwestie op leunt, een artikel van Thomas Peterson66 van NOAA.Peterson vergeleek (in de VS) stedelijke weerstations met weerstations op het platteland. Hij vergeleek de stations over de korte periode 1989 tot 1991. Peterson vond geen aanwijzingen dat het urban heat island-effect de temperatuurmetingen beïnvloedde.
In het artikel was geen lijst beschikbaar met de namen van de 289 gebruikte stations. Stephen McIntyre verzocht Peterson in 2007 per email om deze lijst met namen en kreeg ze per ommegaande. Een van de eerste dingen die McIntyre opviel, is dat slechts 63 van de 289 stations uit het United States Historical Climatology Network (USHCN)
afkomstig waren. Dat is het netwerk dat door CRU, GISS en NOAA gebruikt wordt voor mondiale temperatuurreeksen. Als je wilt aantonen dat deze mondiale reeksen geen last hebben van het urban heat island-effect, dan is het op zijn minst merkwaardig dat minder dan een kwart van de stations uit het USHCN-netwerk komt.
Om te beoordelen of een station stedelijk is of ruraal, gebruikt Peterson net als GISS de hoeveelheid licht die ’s nachts vanuit een satelliet gemeten wordt op de locatie van het weerstation. Dit gaf McIntyre de gelegenheid om de indeling van Peterson te vergelijken met die van GISS.
Dat leverde een aantal verrassingen op. Van de 63 USHCN-stations die Peterson gebruikte, hadden er negen een GISS-lichtwaarde van nul. Die stations liggen dus in extreem donker en dus ruraal gebied. Van die negen had Peterson er echter drie ingedeeld in de groep stedelijk, namelijk Fort Yates, Utah Lake Lehi en Fort Valley. Van de 48 USHCN stations die Peterson als stedelijk betitelde, hadden er vijftien een GISS lichtwaarde van negentien of minder. Volgens de GISS-criteria zouden dit rurale stations zijn.
Peterson onderscheidt in zijn studie veertig clusters, dat wil zeggen gebieden waar hij stedelijke en rurale stations vergelijkt. McIntyre constateerde echter dat er in zes clusters alleen maar stedelijke stations zitten, dus wat vergelijkt Peterson daar eigenlijk met wat? In de lijst met stedelijke stations zijn ook ‘steden’ opgenomen die je op z’n zachtst gezegd niet echt metropolen kunt noemen zoals Wahpeton (North Dakota) en Hankinson (North Dakota).
Het volgende dat McIntyre deed, was van alle stations de ruwe temperatuurmetingen uitzetten in een grafiek. Want, schrijft McIntyre, hoe goed je correcties op de ruwe data wellicht ook zijn, het is altijd goed om te weten hoe de oorspronkelijke metingen eruitzagen. McIntyre beperkte zich niet tot de jaren 1989-1991, maar gebruikte alle data die beschikbaar waren. Het resultaat was opnieuw verrassend.67
Ondanks het feit dat er een versmelting is tussen de soorten stations (rurale die bij stedelijk zijn ingedeeld en omgekeerd) is er in de ruwe metingen wel degelijk een duidelijk verschil te zien tussen de stedelijke en de rurale stations. Het verschil uitgedrukt in een trend bedraagt maar liefst 0,7 graden per eeuw, vergelijkbaar dus met het ‘global warming’-effect.
Omdat er in de categorie ‘stedelijk’ nog ‘steden’ zaten die nauwelijks meer dan een dorp genoemd kunnen worden, paste McIntyre een extra correctie toe. Hij selecteerde die steden met een major league franchisevestiging, een groot professioneel sportteam. Plaatsen als Snoqualmie Falls (Washington) en Pine Bluff (Arkansas) vallen daarmee af en je houdt ‘echte’ steden over. De verschillen tussen stedelijk en ruraal waren na deze correctie aanzienlijk opgelopen, tot 2 graden per eeuw! Volgens deze studie heeft verstedelijking dus wel degelijk effect op de gemeten temperaturen.
Wat dit fragment duidelijk maakt is dat als je zoals McIntyre hier heeft gedaan echt kritisch kijkt naar de studies waarnaar IPCC verwijst, er weinig over blijft van de claim dat het Urban Heat Island-effect een verwaarloosbare invloed heeft op de temperatuur. Het PCCC heeft uitgebreid gereageerd op mijn boek, maar negeert al dit soort gedetailleerde kritiek op Jones, Parker en Peterson en blijft doodleuk verwijzen naar het IPCC (Jones was lead author van het betreffende hoofdstuk) die stelt dat er een verwaarloosbaar effect is van 0,06 graden per eeuw.
Vliegvelden
Fred Singer ging woensdag niet al te diep in op het UHI-effect maar stelde wel dat hij de opwarming tussen 1910 en 1940 ‘genuine’ (echt) vond en de meer recente opwarming ‘fake’ (nep). Waar hij aan toevoegde dat de recente opwarming natuurlijk wel degelijk waargenomen is door thermometers (the data is what it is) maar waarschijnlijk veroorzaakt door het UHI-effect. Ook noemde hij het hoge percentage aan vliegvelden waar tegenwoordig de temperatuurmetingen plaatsvinden en sprak hij het vermoeden uit dat de recente opwarming wel eens de opwarming van vliegvelden kan weergeven.
Singer onderbouwde dus zeker niet alle details waarom UHI van grote invloed is/zou zijn op de recente opwarming. Als je als PCCC dit toch belangrijk genoeg vindt om op te reageren, dan moet je dat zo eerlijk en zo compleet mogelijk doen en dat heeft het PCCC helaas nagelaten.
Want veel belangrijker nog dan de kritiek van McIntyre, Hughes, Keenan en anderen op de iconische papers van Jones, Parker en Peterson zijn een hele serie papers van Michaels en McKitrick, die aantonen dat de wereldwijde temperatuurnetwerk op land wel degelijk beïnvloed zijn door socio-economische factoren (waaronder ook het UHI-effect geschaard kan worden).
Michaels en McKitrick deden wat het IPCC-gemeenschap zelf had moeten doen: achteraf testen of de correcties op de ruwe data voor UHI of andere factoren afdoende zijn. Als het patroon van opwarming op land nog correleert met socio-economische factoren dan is het aannemelijk dat de dataset nog vervuild is met weliswaar antropogene effecten, maar wel effecten die niets met het versterkte broeikaseffect te maken hebben maar meer met lokale economische activiteiten (verstedelijking, industrialisatie e.d.). Michaels en McKitrick vinden statistisch significante verbanden tussen socio-economische factoren en het patroon van opwarming op land. Vorige week bij de American Chemical Society gaf McKitrick er nog een webinar over (zie de presentatie van 28 augustus 2011). Daarin concludeert hij:
Based on analysis of multiple data sets, and after addressing a long list of statistical rebuttals, I find the evidence convincing that:
The adjustment models are inadequate
The resulting climate record over land is contaminated with patterns of socioeconomic development
This adds a net warming bias to the global trend and may lead to misattribution of spatial patterns to greenhouse gases
A valid empirical model of the spatial pattern of observed warming must include anthropogenic surface processes
De enige poging om Michaels en McKitrick te weerleggen is een artikel van Schmidt geweest in 2009. Wat doet het PCCC nu in hun reactie op Singer? Het vermeldt geen van de vier papers van Michaels en McKitrick en wel de kritiek van Schmidt zonder ook maar naar de hele episode Michaels/McKitrick te verwijzen. McKitrick en Nierenberg zijn in een vervolgpaper uitgebreid ingegaan op de kritiek van Schmidt.
Watts
Tenslotte verwijst het PCCC nog naar de paper van Fall 2011. Dit is de bijna beruchte paper van onder andere Anthony Watts en Roger Pielke gebaseerd op het door Watts opgezette surface stations project. PCCC schrijft:
Het is wèl zo dat een deel van de weerstations in de Verenigde Staten niet op de optimale locatie staat. Zo staan ze te dicht bij een verharde ondergrond of bij grote gebouwen. Dit blijkt ondermeer uit een uiterst kritische studie van Fall et. al (maart 2011) waarin niettemin wordt geconcludeerd dat de gemiddelde temperatuurtrend in de VS nauwelijks wordt beïnvloed door het stadseffect.
Dit is gewoon fout. De paper van Fall et al (waaronder Watts en Pielke sr.) gebaseerd op het surface stations project van Anthony Watts gaat over de directe problemen rond weerstations en niet over het UHI-effect.
Uit de studie blijkt vrij verrassend dat de gemiddelde trend van de slechtste stations niet afwijkt van de beste stations. Meer in detail blijkt dat de slechtste stations ’s nachts meer opwarming laten zien maar overdag juist minder en dat het gemiddeld daarom niet afwijkt. Dat zegt echter alleen iets over de directe effecten van de slechte positionering van de stations. Een ‘goed’ station kan echter in de stad staan, een slecht station op het platteland. Daarover valt op basis van de Fall et al paper nog geen uitspraken te doen.
Dit schreven de auteurs erover op de blog van Pielke vlak na verschijning van de paper:
Q: What about mean temperature trends?
A: In the United States the biases in maximum and minimum temperature trends are about the same size, so they cancel each other and the mean trends are not much different from siting class to siting class. This finding needs to be assessed globally to see if this also true more generally.
However, even the best-sited stations may not be accurately measuring trends in temperature or, more generally, in trends in heat content of the air which includes the effect of water vapor trends. Also, most are at airports, are subject to encroaching urbanization, and use a different set of automated equipment. The corrections for station moves or other inhomogeneities use data from poorly-sited stations for determining adjustments to better-sited stations.
Goede stations staan dus relatief vaak op vliegvelden en de vraag is in hoeverre het UHI-effect van vliegvelden mede bepaalt waarom de goede en slechte stations goed met elkaar overeen komen. Er zullen nog vervolganalyses gedaan worden met de data uit het surface stations project.
Laat me tot slot duidelijk stellen dat niemand precies weet hoe groot de invloed van het UHI-effect precies is geweest op de recente temperatuurtrend. Maar dat die invloed aanzienlijk is is door de papers van Michaels en McKitrick zeer aannemelijk gemaakt en ook door bijvoorbeeld de paper van Klotzbach (samen met Pielke jr. en sr. en Christy) die laat zien dat het landoppervlak aanzienlijk sneller opwarmt dan de troposfeer.
Teleurstellend
Dat het PCCC zo eenzijdig citeert uit de literatuur is ronduit teleurstellend. Blijkbaar heeft men grote moeite te erkennen dat andere antropogene processen dan AGW (het versterkte broeikaseffect) invloed hebben op de mondiale temperatuur. Het IPCC deed in 2007 op dit punt ook al totaal geen recht aan de literatuur.
Dit is cruciaal voor de hele global warming discussie omdat het IPCC de ogenschijnlijk overeenkomst tussen klimaatmodellen en de mondiale temperatuur ziet als een bewijs voor de rol van broeikasgassen. Het is daarom van cruciaal belang dat dit onderwerk in het vijfde IPCC-rapport eerlijker besproken wordt. Ik ben niet optimistisch dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren.
* Noot: schrijven over klimaat is mensenwerk en ieder mens, ook ik, heeft zijn eigen stokpaardjes en blinde vlekken. Het is daarom zinvol om te vermelden wie een stuk geschreven heeft. Het PCCC kiest er meestal voor om dat niet te doen. Het wekt daarmee de indruk dat alle aan het PCCC gelieerde klimaatonderzoekers – dat zijn vrijwel alle Nederlandse klimaatonderzoekers – achter zo’n stuk zouden staan. Dit is natuurlijk onmogelijk. Ik raad het PCCC daarom aan steevast namen onder artikelen te plaatsen.
** In deel 2 zal ik ingaan op het PCCC-stuk over de hot spot.
@Marcel Crok In het artikel van Fall staat letterlijk: ‘…the overall mean temperature trends are nearly identical across site classifications.’ Als dit zo is, dan volgt daar toch uit dat er geen verschil is tussen slecht en goed gepositioneerde stations? Of heb ik dat verkeerd geinterpreteerd? Verder wil ik aangeven dat ons stuk vooral bedoeld was voor de leek en we niet op alle details in wilde gaan. Zoals je terecht aangeeft doen we dat wel op andere plekken op de website en daar verwijzen we ook naar met links. Tevens wachten we nog steeds op jouw antwoord op onze… Lees verder »
@Marcel Crok
Je schrijft: “Het PCCC heeft uitgebreid gereageerd op mijn boek,maar negeert al dit soort gedetailleerde kritiek op Jones,Parker en Peterson en blijft doodleuk verwijzen naar het IPCC (Jones was lead author van het betreffende hoofdstuk) die stelt dat er een verwaarloosbaar effect is van 0,06 graden per eeuw.”
Onze uitgebreide reactie is hier te lezen (zit onder de link die jij hierboven aanhaalt): http://www.klimaatportaal.nl/pro1/general/start.asp?i=0&j=0&k=0&p=0&itemid=968
Dit is in mijn ogen een gedetailleerder verhaal dan jij suggereert en waarop een gedetailleeerde reactie van jouw kant interessant zou zijn. Dat zou onze discussie verder helpen.
Hi Bart, dank voor je reactie; bij site classifications gaat het over micro siting, dus de directe omgeving van het station. Denk aan die bomen bij het KNMI en de reden om het weerstation daar te verplaatsen. Als je een weerstation neerzet op een prachtig gemaaid grasveld in een park in een stad met de bomen op voldoende afstand dan is de siting uitstekend maar het station zal nog steeds last hebben van UHI. En omgekeerd kan een station in een piepklein dorp liggen, maar nou net midden op een geasfalteerde parkeerplaats. Dus Fall et al gaat over de effecten… Lees verder »
Bart, dit schreven jullie: “Voor het laatste IPCC-rapport is een breed scala aan referenties (13 stuks in de hoofdstukken 1 en 3) gebruikt over het stadseffect. De referenties gaan ver terug in de tijd. Het IPCC baseert zich ondermeer op Jones (1990), Parker (2004 en 2006) en Peterson (2003) om aan te tonen dat verstedelijking weinig invloed heeft op de metingen. Na Jones en Parker te hebben weggezet als zwak bewijs voor het niet bestaan van het stadseffect concludeert Crok dat alleen nog de studie Thomas van Peterson (2003) overblijft ‘waar het IPCC in deze kwestie op leunt’.” Zoals je… Lees verder »
Dat de invloed van UHI op de geobserveerde opwarming klein is blijkt o.a. uit:
Dezelfde
trend voor:
-“lichte” en “donkere” stations
-“goede” en “slechte” stations
dichtbevolkte en dunbevolkte stations (bijv. Arctisch gebied)
-hoge en lage windsnelheden
-satellieten en grondmetingen
En dan heb ik het nog niet gehad over andere tekenen van opwarming die niets met verstedelijking te maken hebben (bijv zeespiegelstijging, smelten van ijskappen, verschuivenin tijd en ruimte van ecosystemen/bloeiperiodes, etc.
Bij uurgemiddelde meetreeksen is dat niet het geval.
Met elke opeenvolgende middeling verdwijnen mogelijk interessante details.
Uit de uurgemiddelde meetreeks van De Bilt valt op te maken dat er geen verhoogde correlatie is tussen de temperatuur om 01h en 13h.
Dat zou je wel verwachten als er rond 1h verhoogde afkoeling plaatsvindt tengevolge van een verhoging rond 13h.
Hallo allemaal. Wat goed dat jullie deze discussie op een beschaafde wijze voeren. Misschien is het goed om ook aandacht te besteden aan deze passage op het klimaatportaal <> Dit suggereert toch dat Singer maar wat kletst en dat er niets aan de hand is. Dat is onjuist. Modellen zijn niet goed in de tropen. En daar is nog heel wat over te zeggen. (Daarbij moet je natuurlijk niet vergeten om te melden waar de modellen wel goed in zijn.) We hebben overwogen om hier een stelling aan te wijden voor discussie tijdens het colloquium van Singer, maar daar is… Lees verder »
Ik vind dat het PCCC zich op hun website er populistisch gemakkelijk vanaf maakt, omtrent Singers stellingen en pressentatie. Het PCCC verslag ademt thans het verongelijkte klimaatalarmisme uit. Ook de antwoorden van Verheggen in dit blog zijn teleurstellend en de laatste stand in het klimaatdebat omtrent UHI verhullend. Als je een wetenschapdiscussie beschrijft doe je dat goed (zoals bijvoorbeeld Theo Wolters deed op climategate.nl!). Zeker als KNMI op je pet staat geschreven, dan wordt extra op de toonzetting en tenor gelet. Populisme (“de gewone burger begrijpt het anders niet”) gaarne aan de boulevardpers overlaten, als wetenschapper van wegblijven. Verheggen kan… Lees verder »
De passage die ik citeerde is niet overgekomen. Ik probeer het nog een keer:
CITAAT (klimaatplatform):
Daarnaast trekt Singer de geloofwaardigheid van klimaatmodellen in twijfel vanwege een verschil tussen modelberekeningen en de temperatuurmetingen van satellieten en weerballonnen op 10 kilometer hoogte boven de tropen. . . Een verklaring voor dit verschil is dat de metingen op 10 kilometer hoogte boven de tropen omgeven zijn met onzekerheden.
Bart als je even in de historische kaarten duikt dan kun je eenvoudig zien dat het platteland net zo hard veranderd als de steden. Met andere woorden de trends zijn hetzelfde.
Er is zelfs een formule voor: T=1.5log(pop)
Dat betekent dat elke verdubbeling in bevolking hetzelfde effect heeft.
Torok, S.J., Morris, C.J.G., Skinner, C. and Plummer, N. 2001. Urban heat island features of southeast Australian towns. Australian Meteorological Magazine 50: 1-13.
Hans,
Het hele eiereneten van UHI effect is toch dat de opwarming vnl komt door verstedelijking. Als niet verstedelijkte gebieden dan even hard opwarmen als wel verstedelijkte lijkt me dat duidelijk in strijd met een substantieel UHI op de gemeten opwarming.
Oceanen, ijs, hogere luchtlagen, biosfeer, arctisch gebied… die zijn toch niet door het UHI beinvloed?
Is er niet ook een verkarende vergelijking die zoiets gaat als T = -0.2 log(piraten)?
sorry, couldn’t resist…
De mening van Singer dat de meer recente opwarming nep is, lijkt mij onzin. Als ik de thermometermetingen van Giss vergelijk met de satellietmetingen van UAH, dus een met en een zonder Urban Heat Island effecten, zie ik dat ze onderling een hoge correlatie vertonen. De UAH dataset geeft een wat grotere uitslag naar + of – dan de Giss dataset, maar de trend is in beide gevallen weinig verschillend, resp. +0.14 en +0.16 °C per decennium. Er is derhalve wel degelijk een recente opwarming. Bij OpenMind kun je enkele zeer goede analyses over de verschillende temperatuur datasets vinden: http://tamino.wordpress.com/2011/01/06/sharper-focus/… Lees verder »
Leuk toch dat gereken.
Sinds wanneer is het gebruikelijk in de exacte wetenschappen te geloven dat de nauwkeurigheid van metingen vergroot wordt met statistische bewerkingen?
Klimatologie is toch geen economie (waarvan bekend is dat er niets van klopt)?
Een berekende waarde van +0,1 K verdwijnt in de “ruis”, natuurlijke variatie en meetfouten.
Het hanteren van de klassieke foutvoortplanting geeft een realistischer beeld dan blind gebruik van statistiek.
10 km boven de tropen is de temperatuur juist redelijk te duiden. Het meeste zonlicht op aarde komt binnen tussen de keerkringen en gemiddeld staat de zon dan ook boven de evenaar. Daar wordt het zonlicht op landoppervlak direct omgezet in warmte en op de oceanen komt het zonlicht voornamelijk de eerste 30 m het water binnen en warmt de bovenlaag van het water op. De warmte die op het land wordt gevormd wordt ( met name in de nacht) uitgestraald en een groot deel van deze warmte gaat ook via directe opwarming van de lucht naar boven. De warmte… Lees verder »
@Marcel Als UHI zo belangrijk zou zijn, waarom zijn de trends dan hetzelfde? Je weigert steevast twee belangrijke publicaties te noemen, deze publicatie van NOAA (http://www.ncdc.noaa.gov/oa/about/response-v2.pdf), en deze publicatie van Menne uit 2010 (http://www1.ncdc.noaa.gov/pub/data/ushcn/v2/monthly/menne-etal2010.pdf) Geef het nu maar eens toe: de missie van het surfacestations.org-project is mislukt. Doel was aan te te tonen dat de huidige waargenomen opwarming te wijten was aan slecht gesitueerde meetstations. Dat was niet zo, zo bleek al uit bovengenoemde publicaties en zo bleek nu uit Watts zijn eigen publicatie (waar angstvallig weinig ruchtbaarheid aan werd gegeven op de respectievelijke blogs van de ‘sceptici’). Ik heb… Lees verder »
@JvdLaan Ik heb je al meerdere malen laten weten wat ik van de Menne paper vond. Het is hetzelfde als wat Pielke sr. er destijds van vond: http://pielkeclimatesci.wordpress.com/2010/01/15/professional-discourtesy-by-the-national-climate-data-center/ Ik verwijs er gewoon naar in mijn boek en in de geactualiseerde Engelse editie die volgend jaar zal verschijnen zal ik uiteraard naar de Fall et al paper verwijzen. Ik heb hierboven al uitgelegd dat de paper van Fall, Watts en Pielke sr. niet gaat over UHI maar over micro siting. De term UHI wordt niet eens genoemd in de paper. Als jij kan bewijzen dat de paper wel over UHI gaat,… Lees verder »
Ook noemde hij het hoge percentage aan vliegvelden waar tegenwoordig de temperatuurmetingen plaatsvinden en sprak hij het vermoeden uit dat de recente opwarming wel eens de opwarming van vliegvelden kan weergeven. Bovenstaand citaat is van jou. Het is een uitspraak van Singer. Als je het artikeltje van NOAA uit 2009 leest en Menne uit 2010, dan weet je dat dat onzin is, een grove onwaarheid. Je kunt wel weer met die vier publicaties van de 2 Mc’s op de proppen komen, maar die olifant blijft gewoon in de kamer staan. Wel Peterson bekritiseren, maar het eenvoudige NOAA-artikel uit 2009 en… Lees verder »
JvdLaan Pielke’s respons op de door jou zo geliefde talking points van NCDC die de wereld in geslingerd werden nadat een vrijwilliger (Watts) op eigen kosten in kaart begint te brengen hoe dramatisch de weerstations in Amerika (waar NCDC verantwoordelijk voor is) ervoor staan: http://pielkeclimatesci.wordpress.com/2009/07/03/roger-a-pielke-sr-comments-on-the-ncdc-talking-point-response-to-the-report-%E2%80%9Cis-the-us-surface-temperature-record-reliable%E2%80%9Dby-anthony-watts/ Over olifanten gesproken. Ik gaf weer wat Singer vorige week zei. Ik zeg nergens dat het zeker is dat de recente opwarming door vliegvelden komt, maar het lijkt me zeker iets om uit te zoeken. In mijn boek schreef ik (pag. 53): “Wat McKitrick ook zorgen baart, is dat met de dramatische afname van weerstations… Lees verder »
Sommige zaken zijn makkelijker te ontkennen dan te bevestigen. Is het windprofiel van het meetpunt in De Bilt veranderd door de hoogbouw van het KNMI? Ik zou zeggen van wel; is uit de meetreeksen aannemelijk te maken, bewijzen is iets anders. Zijn de meetwaarden beïnvloed door de bouw van een woonwijk Noord van de meetplaats? Dat zou je op je klompen aan kunnen voelen, bewijzen is wat anders. Is er een relatie tussen het energiegebruik van het KNMI en de regio en de meetwaarden? Dan zou de netbeheerder die cijfers vrij moeten geven en dat doen ze niet (vreemd gevolg… Lees verder »
Hete brij Marcel!
Ik herhaal Barts comment nog maar eens:
Het hele eiereneten van UHI effect is toch dat de opwarming vnl komt door verstedelijking. Als niet verstedelijkte gebieden dan even hard opwarmen als wel verstedelijkte lijkt me dat duidelijk in strijd met een substantieel UHI op de gemeten opwarming.
Oceanen,ijs,hogere luchtlagen,biosfeer,arctisch gebied…die zijn toch niet door het UHI beinvloed?
Dat is wat ik bedoel. En je blijft deze feiten stelselmatig negeren.
JvdLaan “Het hele eiereneten van UHI effect is toch dat de opwarming vnl komt door verstedelijking. Als niet verstedelijkte gebieden dan even hard opwarmen als wel verstedelijkte lijkt me dat duidelijk in strijd met een substantieel UHI op de gemeten opwarming.” MC: Of niet verstedelijkte gebieden evenveel zouden opwarmen als verstedelijkte is nou net de discussie. Lees de hele passage in mijn boek over Peterson 2003 die dat in de VS probeerde aan te tonen en hoe McIntyre met zijn analyse daar een heel ander beeld laat zien, met steden die 2 graden per eeuw meer opwarmen dan de rurale… Lees verder »
MC:Of niet verstedelijkte gebieden evenveel zouden opwarmen als verstedelijkte is nou net de discussie. Die discussie is al gevoerd. Zie boven. En doe niet alsof je dat niet weet. Ik kan het niet meer checken in je boek, ik heb mijn exemplaar aan Neven cadeau gedaan. Juist dat hoofdstuk vond ik rammelen aan alle kanten, te eenzijdig en ogenschijnlijk met opzet belangrijke publicaties genegeerd. Ik vrees dat die in de herdruk ook niet genoemd gaan worden. Maar als die herdruk in het Engels zal zijn, zul je een groter publiek bereiken en zal de kritiek ook weel groter zijn (lees:… Lees verder »
JvdLaan: “Die discussie is al gevoerd. Zie boven.”
Onzin. Die discussie is in de literatuur in volle gang. Lees Pielke 2007 “Unresolved issues”. En het IPCC wil er weinig van weten en komt met de totaal onwaarschijnlijke stelling dat UHI maar 0,06 graden per eeuw heeft bijgedragen.
Ik zou toch maar een nieuw exemplaar van mijn boek kopen of die van Neven terugvragen :)
Marcel
Ik wil er op wijzen dat men niet alleen rekening dient te houden met een stedelijkhitte-eilandeffect. Het in cultuur brengen van natuurgebied, dit wil zeggen het omzetten van natuurgebied naar landbouwgrond, heeft ook een haast even grote impact op de temperatuur (o.a. door de wijziging van de luchtvochtigheid door irrigatie). Men kan dus niet enkel kijken naar evoluties in bevolkingsdichtheid en lichtvervuiling. Ook ik vind het ook verbazingwekkend dat Singer durft te denken dat de opwarming van de laatste decennia door het stedelijkhitte-eilandeffect op de metingen zou veroorzaakt kunnen zijn; de satellietmetingen tonen aan dat dit toch niet kan. De… Lees verder »
@Joris “De over de tijd toenemende discrepantie tussen de metingen in weerstations en de satellietmetingen toont wel aan dat de verandering in landgebruik,waaronder verstedelijking,een steeds grotere impact heeft op de metingen van die weerstations.” MC: Dit is ook wat Singer bedoelt. Hij liet de UAH-reeks ook zien. Daarin ziet hij echter alleen een sprong in 2001 en niet een lineaire trend. Ik vond dat (van die sprong) nogal hapsnap geredeneerd van Singer. Ik zelf vindt de globale UAH- en RSS-reeksen aannemelijk en ook dat een deel van de in de troposfeer waargenomen opwarming door broeikasgassen veroorzaakt kan zijn. Wat betreft… Lees verder »
@Marcel Crok
“De over de tijd toenemende discrepantie tussen de metingen in weerstations en de satellietmetingen…”
Als ik die meetdata bekijk zie ik nergens een toenemende discrepantie, zie ook mijn reactie van 3 september. De UAH, RSS, GISS enzovoort lijken zeer veel op elkaar en geven qua lineaire trend een vergelijkbare opwarming. Heb je een referentie of zoiets over die “toenemende discrepantie” ?
Daar alle meetsets sinds 1979 vergelijkbare resultaten opleveren moeten die effecten van UHI of vliegvelden of wat dan ook, klein zijn.
@Marcel Ik heb het stuk van Pielke nog eens doorgelezen, de zg rebuttal van het NOAA-artikel, maar dat staat vol van wat ik voortaan maar Pielkiaanse Proza zal noemen! Deze Pielke sr heeft het record van het verwijzen naar… zichzelf. Of hij verwijst selectief naar slechts één artikel waar het ging om het steeds meer naar voren opschuiven van de seizoenen (wat volgens dat artikel niet zo was). De hoofdconclusie van het NOAA-artikel blijft: geen trendverschil tussen slechte stations en goede stations. En de criteria van goede en slechte stations zijn van het surfacestations project zelf. Hadden ze (Watts &… Lees verder »
JvdLaan
Wat doet het ertoe dat Pielke veel naar zijn eigen werk verwijst? Wat zou jij doen als je als wetenschapper diverse publicaties hebt in de literatuur die vervolgens genegeerd worden, zowel in de VS (CCSP) als bij het IPCC? Pielke blijft hier terecht op hameren.
@jos hagelaars:
http://pielkeclimatesci.files.wordpress.com/2009/11/r-345.pdf
@Marcel Crok Bedankt voor je link. Ik ben er eens in gedoken en heb gemerkt dat er over dit Klotzbach artikel al vele emotionele discussies zijn gevoerd, die ik (gelukkig) gemist heb, daar ik me pas vanaf eind vorig jaar wat meer in detail met deze interessante tak van de wetenschap ben gaan bezig gehouden. Dit artikel van Klotzbach is in mijn ogen bepaald geen bewijs van een groot UHI effect, waardoor men maar eventjes de gehele opwarming van de aarde na 1970 als nep kan verklaren. Tenslotte vertonen ook de satellietenmetingen een duidelijk positieve opwarmingstrend. Het verschil in richtingscoëfficiënten… Lees verder »
@Jos Hagelaars Interessant, ik zal eens aan Klotzbach vragen wat hij hiervan vindt. Pas wel op met ervan uit te gaan dat de mening van Singer (de opwarming is fake, dat was ook een beetje charcheren) overeenkomt met die van Klotzbach en de Pielke’s en Christy. Uiteraard gaat het niet om de hele opwarming die aan UHI wordt toegeschreven. De oceanen zijn immers ook opgewarmd, maar wel aanzienlijk minder dan het land. Waar het om gaat is dat andere processen dan AGW een grote invloed hebben op de 2 meter temperaturen op land en dat het IPCC maar niet wil… Lees verder »
Naar aanleiding van jouw commentaar hebben we de berichtgeving op het klimaatportaal aangepast. De volgende zin hebben we verwijderd: ‘Dit blijkt ondermeer uit een uiterst kritische studie van Fall et. al (maart 2011) waarin niettemin wordt geconcludeerd dat de gemiddelde temperatuurtrend in de VS nauwelijks wordt beïnvloed door het stadseffect.’ omdat onze interpretatie van het artikel (namelijk dat de studie zou aantonen dat er geen UHI-effect is) niet juist is. Goed dat je ons hierop hebt gewezen. Wél is het volgens mij zo dat Watts eerder suggereerde (en jij in jouw boek) dat het verkeerd geplaatst zijn van meetstations, naast… Lees verder »
@ Marcel en Jos Hagelaars http://theinconvenientskeptic.com/2011/03/proving-the-problem-with-the-station-data/ voor de toenemende discrepantie waarvan ik sprak (dit is uiteraard geen peer reviewed wetenschappelijk artikel maar hobby’isme). Tenslotte i.v.m. met het uitzuiveren van de ‘vervuiling’ van meetgegevens door veranderend landgebruik. Uiteraard kan men met historische gegevens geen microlocatiekwesties uitklaren, maar zolang men weet in welke gemeente of kanton het station staat/stond, kan men wel werken rond macrolocatiekwesties zoals landgebruik a.d.h.v. historische gegevens. Indien men al niet meer weet in welke gemeente een station staat, dan heeft men echt grote problemen.
@Jos Hagelaars Hier is de reactie van Phil Klotzbach: Hi Marcel (with a cc to both Rogers), Thanks for checking in with us on your reader’s challenge. Your reader is correct in that the divergence in the global trend has been reduced by approximately the amount that he suggested. The divergence over land has also been reduced, but at a much smaller rate. For example, the NCDC-UAH linear (per decade) trend has been reduced from 0.132 for January 1979-December 2008 to 0.105 for January-July 2011. And, for RSS, the reduction has been even less, from 0.088 for January 1979-December 2008… Lees verder »